Kessel-Lo, 8 april 2022
Dag Joost
Ik heb getwijfeld. Een brief per maand lijkt niet veel, maar als een mens niets te vertellen heeft, kan hij maar beter zwijgen. Moesten meer mensen deze eenvoudige regel volgen, er zouden veel minder vodden zijn in de wereld. Anderzijds, aangesproken worden (in dit geval aangeschreven) is ook een bevestiging dat je bestaat. Die gedachte heeft me over de streep getrokken. Ongetwijfeld kijk je telkens opnieuw reikhalzend uit naar mijn maandelijkse brief. Hoe onbenullig de boodschap ook mag zijn, je weet dat er ergens iemand zit die aan je denkt. Dat is voor een alleenstaande, kalende man van rond de vijftig met een buikje niet onbelangrijk. Wie ben ik dus om je dat moment te ontnemen.
Ik kan het me zo voorstellen: dat laatste weekend doorkomen in de lange nerveuze aanloop, dat lukt nog wel, de vorig brief zit immers nog vers in het geheugen en biedt voldoende escapisme (ik ga ervan uit dat je in de weken na ontvangst regelmatig herleest om de gelaagdheid van mijn schrijfsels ten volle te kunnen vatten), werk en/of sociale verplichtingen zorgen eveneens voor afleiding, maar dan breekt de week aan en plots beginnen de uren te kruipen, de tijd stokt, het vooruitzicht dat eerst nog een lichte tinteling teweeg bracht in je frontale cortex, gaat langzaam over in een hamerende hoofdpijn, de dunne lijn tussen geduld oefenen en naar de fles grijpen, hangt als een lus om je hals, snoert langzaam dicht. Ten slotte is er dan toch dat moment van verlossing waarop mijn handgeschreven gedachten bij jou in de bus vallen en je alleen al aan het eigenzinnige klapperen van de brievenbus weet dat het zover is. Je ziet het ook aan de lichte tred waarmee de postbode zijn tocht fluitend verder zet, er is een daad van niet gering belang verricht, zo beseft ook die postbode (m/v/x) nadat de brief door de reglementaire opening is gemikt.
Van kleins af aan is ons op het hart gedrukt niet met scherpe voorwerpen rond te lopen, en toch vermoed ik dat je op dat eigenste moment met de briefopener van de Wehrmacht die ik je cadeau deed bij de start van onze brievencorrespondentie, gezwind en overenthousiast de trap af loopt richting voordeur. Je stond aanvankelijk afwijzend tegenover mijn (ik geef toe) wat apart geschenk, maar je draaide al snel bij wanneer je na mijn toelichting over de herkomst van de briefopener, de emotionele waarde onderkende. Ons beider grootvader had in zijn naoorlogse leven immers menig brief geopend met dit kleinood van superieure Duitse kwaliteit. Dat (en een paar zwarte laarzen) was het enige dat de in Leuven gestationeerde Duitse soldaten in ’45 hadden achtergelaten in zijn woonst waar hij door omstandigheden verplicht werd even aan de foute kant van de geschiedenis te staan. Gelukkig had onze grootvader een zwak voor de Arts-&-Craftsbeweging en kon hij het kunstig uitgesneden handvat in notelaar en de onverwoestbare uitstraling van de zwarte laarzen niet weerstaan. Zonder zijn artistieke oog en zin voor kwaliteit waren deze parafernalia ongetwijfeld verloren gegaan. — Nu ben ik wel ver aan het afwijken van mijn eerdere betoog. Laat ik snel terug bij de les komen: het belang van mijn correspondentie.
Dat mijn brief elke maand weer het hoogtepunt is in je sociale, intellectuele en emotionele leven, dat moment waarop de pauzeknop der eenzaamheid kan worden ingedrukt voor een minuut of vijf, legt een aanzienlijk last op mijn schouders. Wat begon als een speelse daad, een licht anachronisme (wie schrijft er vandaag nu nog een brief, zelfs De post rekent er niet meer op voor zijn dividend) is langzaam verworden tot een verantwoordelijkheid voor jouw welzijn. Iets wat ik niet licht opvat. — Of ik met dit schrijven enig escapisme, wijsheid of vertier heb kunnen bieden? Ik durf het te betwijfelen. In die zin heb ik deze keer gefaald. En ik wil dan ook mijn spijt betuigen. Ik erken mijn falen. Naar de oorzaak is het niet lang zoeken. De gedachte aan de (geografisch) nabije oorlog stemt zwaarmoedig. Elk onderwerp voelt banaal aan. Wat voor zin heeft het mekaar brieven te sturen met weetjes, herinneringen en aanmoedigingen als een autorit hiervandaan alles wat wij hier in Europa als vanzelfsprekend en verworven beschouwden plots een illusie blijkt te zijn. Niemand van onze generatie twijfelde er tot voor kort aan dat oorlog in Europa iets was dat beperkt bleef tot musea, monumenten en een paar feestdagen. Met het bloedgeld dat onze grootouders en overgrootouders hadden betaald, konden we ons eigen leven comfortabel uitzitten zonder ons zorgen te moeten maken over weer maar eens een Europees slagveld. En plots doemt de gehoornde demon weer op. Niets blijkt ooit echt verworven.
Cry “Havoc!” and let slip the dogs of war*, roept ergens een enge man met een Russisch accent, in een marmeren paleis vol zuilen en lafaards, meer lijkt er niet nodig te zijn om Europa nog maar eens op de rand van het ondenkbare te brengen. De meeste 65+’ers vullen hun dagen met op kleinkinderen passen, taalcursussen volgen en all-in vakanties, niet zo deze kozak, voor zijn 70e verjaardag spreekt hij de innige wens uit een Groot Russisch Rijk bij elkaar te willen roven. Hij schrijft er zelfs een 15 pagina’s tellend essay over. Het ultieme Boekenweekgeschenk voor een land zonder persvrijheid. Niemand in zijn entourage lijkt bezwaar te hebben en dus maakt hij van Oekraïne alvast een gigantische parking.
Dat kunnen we niet zomaar laten gebeuren, moeten onze politici gedacht hebben en ze zakken massaal af naar het parlement om luid te applaudisseren en selfies te maken terwijl de Oekraïense president hun op groot scherm de mantel uitveegt (alleen de popcorn ontbrak). Het moet van de eedaflegging van Albert II geleden zijn dat het huis nog zo vol gepakt zat met pas-gecoiffeerden in een blinkend kostuum of designer tailleureke.
Het duurde even vooraleer de Europese leiders door hadden dat ze er met sympathie, medelijden en een stevige uitbrander richting Kremlin niet zouden komen. En dus kwamen er sancties. Vodka, matroesjka’s en kaviaar komen er voorlopig niet in, Valery Gergiev kan zijn dirigeerstokjes steken waar de zon niet schijnt, zelfs het Bolshoiballet heeft het verkorven, Tolstoj en Dostojewski mogen we nog lezen maar niet luidop. Voor alle zekerheid werd in de kantine van het Federaal Parlement alvast Borsjtsj van het menu geschrapt (de Russische variant wel te verstaan niet de Oekraïense daarvan gaat voor elke kom soep 45 cent naar de aankoop van nieuwe gamellen voor het Oekraïense leger). Ondertussen blijft de waakvlam van Europa 1 miljard euro per dag opbranden (tot groot jolijt van de heer Vladimir P.) en kijken de Europese toppers elkaar aarzelend in de ogen wanneer het over diamanten, havens, olie/gas en bankiers gaat. Niet dat Europa tot nu toe enkel homeopathische hulp heeft geboden, alleen … mag het wat meer zijn? (Gisteren nog vernam ik dat we al onze oude voetbalnetten gaan opsturen naar Oekraïne om er camouflage van te maken; OH Leuven zou niet meedoen, niet uit onwil, maar de netten van seizoen 20-21 zijn naar het schijnt tot op de draad versleten). — Ik heb niet de pretentie te weten wat er dan wel moet gebeuren, maar wanneer een megalomane gek het over “zuiveringen” heeft, denk ik dat elke European die een beetje heeft opgelet in de les geschiedenis beseft dat het hier niet over proper grondwater gaat. Ondertussen kraamt Poetins handpop onzin uit over een Eurazië Rijk van Lissabon tot Vladivostok, en bereiken ons steeds meer gruwelbeelden van vermoorde burgers op straat waartussen pantservoertuigen slalommen.
Misschien moet ik die zwarte laarzen maar eens een flinke poetsbeurt geven en ze richting Oekraïne sturen. Je weet maar nooit of ze iemand van nut kunnen zijn. Een vooruitziend man, ons grootvader zaliger.
(hopelijk) Tot binnen een maand
Je kozijn
Koen
Vind je deze blog leuk? Geef hem onderaan een hartje! Delen op Facebook of Twitter kan ook: klik op de knop linksonder en klaar.
2022, 6 april, Kessel-Lo (België). Foto: Koen Vandenborre.
* uit William Shakespeare's Julius Caesar.
Meer van Koen op www.koenvandenborre.be en op Instagram (@koenvdborre/@haikuoen). Mis niks van hem en schrijf je in op zijn nieuwsbrief.
Comentários