D E C O L L E G A ' S : H E T D O S S I E R
Artikel | 11 minuten om te lezen
​
DE COLLEGA'S: HET DOSSIER | HET ULTIEME NASLAGWERK OVER DE BESTE VLAAMSE TELEVISIEREEKS OOIT
Relaas van een welhaast levenswerk
​
​
“Write the book you want to read.” Het was van Austin Kleon in Steal Like An Artist (zie afbeelding) dat ik het een achttal jaar geleden leerde, maar eigenlijk is het een quote van de Amerikaanse schrijfster en Nobelprijswinnares Toni Morrison: “If there's a book that you want to read, but it hasn't been written yet, then you must write it.” Toen ik het voor het eerst las, was ik al ruim tien jaar eerder aan mijn boek van De collega’s begonnen.
Iedereen van mijn generatie kent De collega’s, de bejubelde reeks van Jan Matterne. Iedereen van mijn generatie kent ook Jomme Dockx. Wat haast onmogelijk lijkt verwezenlijkte De collega’s: van een oersaai kantoorbestaan op een ministerie opwindende televisie maken. Het was ongezien en het blijft ongeëvenaard. Voor vele Vlamingen is De collega’s nog steeds de beste reeks aller tijden.
Tijdens de eerste zeven jaar van mijn leven is De collega’s er altijd geweest. De reeks ging - nota bene op mijn verjaardag - van start op 9 september 1978 en eindigde al goed tweeënhalf jaar later. Ik was vrij jong om alles evengoed te snappen, maar van meet af aan was ik aan het feuilleton verknocht. Samen met tweemiljoen anderen. Mijn broers namen de uitzendingen op cassette op en draaiden ze vervolgens grijs. Dat mag bijna letterlijk worden genomen: in de jaren tachtig zijn er weinig dagen geweest waarop ik nièt naar De collega’s luisterde. Met de komst van de de VHS-videorecorders, ergens halverwege dat decennium, kwam daar ook weer beeld bij, maar het zijn toch vooral die bandjes die het hem altijd zijn blijven doen.
​
Ondanks het feit dat de VRT de reeks is blijven herhalen (en ze tegenwoordig ook te bekijken is met VRT NU) vind ik dat ze nog steeds niet alle aandacht heeft gekregen die ze verdient. Tijdens mijn verleden als stripfanaat (ik ben met die hobby gestopt, wegens te duur) was ik altijd al geïnteresseerd geweest in boeken over strips, misschien zelfs nog meer dan in de strip zelf. Ik was tuk op naslagwerken en artikels over leven en werk van de auteurs en productieprocessen, van de tekenaars en vooral van de scenaristen. Dat ik daarin niet alleen stond bleek uit de geweldige hoeveelheid publicaties ter zake. Kuifje is daarvan een goed voorbeeld: welbeschouwd zijn er maar drieëntwintig Kuifje-albums, maar het aantal boeken òver Kuifje (of over de maker Hergé) ligt vele malen hoger. Ook nogal wat andere stripauteurs kregen hun eigen huldeboeken: Franquin (Guust Flater), Willy Vandersteen (Suske en Wiske en vele anderen), Jef Nys (Jommeke) … Maar ook minder voor de had liggende onderwerpen werden uitgebreid belicht en uitgegeven: over de uitzonderlijk getalenteerde generatie Brusselse stripauteurs in de jaren vijftig en zestig of over de geschiedenis van de Bronzen Adhemar (een belangrijke stripprijs).
Vreemd genoeg werd over Vlaamse klassieke televisiereeksen of films zo goed als niks geschreven.
Eindelooss proces
In 2005 begon ik voor het eerst te werken aan wat een website over De collega’s zou moeten gaan worden. Het internet was toen beslist nog niet wat het vandaag is en het maken van een website een behoorlijk ambitieuze kwestie. Ik krijg bijzonder prettige reacties op deze joostelli.be-site, ik laat het me natuurlijk welgevallen en veins wat gewichtigheid, maar met de huidige generatie websitebouwers (ik ben Wix-fan, wix.com) is het eigenlijk kinderspel. Voor de eerste website die ik ging bouwen gebruikte ik Dreamweaver, een voor die tijd erg intuïtief werkend programma. Het ging over layers en templates, wat nieuwe terminologie, maar in wezen moest de hobbyist niet al te veel kaas hebben gegeten van computerij om er toch iets van te bakken.
Eigenlijk wilde ik vooral een website leren bouwen en niet zozeer een website over De collega’s. Ik koos het onderwerp eerder toevallig. Het was de periode waarin door heel wat knutselaars websites werden opgezet die in feite over niks gingen en die vooral als doel hadden het ‘kunstje’ te tonen. Er vloog op die min of meer eerste gedrochten van alle kanten tekst binnen, bezoekersaantallen flikkerden op, op de achtergrond speelde ongevraagd geluidjes allerhande (het gefluit van de vogeltjes, kabelende beekjes: het zijn absolute klassiekers uit de jaren 0) maar aan de content werd verder niet al te veel aandacht besteed. Ik dacht en verschil te kunnen maken door zelf met een mooi gestroomlijnd en goed navigerende site te komen bij wijze van ‘goede voorbeeld’ en er misschien zelfs een bijverdienste van te maken. Maar: Dreamweaver was me toch iets te hoog gegrepen en het project bloedde dood. Alleen het idee om iets met De collega’s te doen bleef overeind.
​
In de plaats van te blijven aanmodderen, ik ondernam in de daaropvolgende jaren wel af en toe een poging om het project nieuw leven in te blazen, besloot ik in 2014 definitief tot de finish te gaan en besteedde ik zo goed als al mijn tijd aan het boek dat ik wilde schrijven. Ik richtte mij daarbij in de eerste plaats op de inhoud. Pas in 2005 was de reeks op dvd verschenen en ik had de pech dat ik toen nog maar kort voordien honderden afbeeldingen had geselecteerd vanop de VHS-cassettes, opnames van de VRT-herhalingen op tv. De kwaliteit was behoorlijk slecht en kon in feite niet langer dienen. Het was een monnikenwerk geweest en ik had geen zin om eerst al dat werk opnieuw te doen om vervolgens vast te stellen dat ik in wezen geen stap vooruit zou hebben gezet. Het zou nog tot februari 2017 duren eer ik mij opnieuw van die klus had gekweten.
“It takes balls of steel to ship. When we ship, we’re exposed. When we ship, we open ourselves to judgment in the real world. Nothing is more empowering because it plants us solidly on Planet Earth and gets us out of our self-devouring, navel-centered fantasies and self-delusions.” (Steven Pressfield in Do The Work.)
​
Meedogenloos
In 2016 was de eerste versie van het manuscript klaar. Het was tijd om het te gaan laten proeflezen. Steven Pressfield heeft het er in Do The Work over, Austin Kleon in Show Your Work en Seth Godin schreef er een gans boek over (The Practice): ‘shipping’ is vreselijk. “'It takes balls of steel to ship.” (Pressfield). Eén proeflezer had het over een meesterwerk. De rest van de kritieken was ronduit vernietigend: “De uiteenzetting van de personages is te langdradig. Het blij gevoel van toen ik keek naar de reeksen wakkert niet op. Nostalgie mis ik, blijheid aan hoe het was.” “Ik krijg het niet uitgelezen.” “Niet goed. Te veel niche.” “Ik mis de echt typische anekdotes uit de serie. Voor mij een gemiste kans.” En meer van dat fraais …
​
Terug naar de tekentafel dus. Ik kon de meeste replieken wel plaatsen. Niettemin wijzigde ik niet al te veel aan de opbouw van het boek en stuurde het naar een zevental uitgeverijen. Ik bleef vasthouden aan het idee dat de ooit zo immens populaire reeks beslist op zichzelf kon staan, maar nog aan kwaliteit kon winnen door toelichting, en op die manier misschien zelfs wel naar een nieuwe generatie kijkers kon worden getild.
Dat was min of meer de doelstelling die ik me voor ogen hield. Wanneer je gaat lezen over boeken uitgeven is een van de eerste tips die wordt meegeven dat je voor jezelf de vraag dient te beantwoorden voor wie, voor welk publiek het boek eigenlijk is bedoeld. Dat blijft voor mij nog altijd lastig te omschrijven. Verdieping voor de oudere kijker en een nieuwe generatie kijkers aan trachten te boren onder het mom van ‘De collega’s mag nooit worden vergeten.’ Zoiets. Het is echter eenvoudiger dan dat: ik maak dit boek in de eerste plaats voor mezelf.
​
Polis (inmiddels door Pelckmans Uitgevers opgedoekt), Lannoo, Standaard, Vrijdag, Borgerhoff & Lamberigts, C. De Vries-Brouwers, Van Halewijck (ook Pelckmans) … geen enkele uitgeverij zag brood in mijn werk. Een na een gaven ze vriendelijk te kennen in hun portefeuille geen ruimte te hebben voor dit soort schrijfsels. En zonder er natuurlijk bij te vertellen dat ze het in feite maar brol vonden, wensten ze me vooral veel succes bij het zoeken naar een uitgever.
​
Ik besloot op zoek te gaan naar compagnie en stuurde Ben Segers, een van de allergrootste fans van De collega's, een PM met het manuscript in bijlage. Hij heeft het nooit geopend.
Gevraagd: expertenadvies
De Vlaamse topacteur Ben Segers profileert zich al jaren als een van de allergrootste fans van De collega’s. Ik besloot op zoek te gaan naar compagnie, een medestander, de gedachte daarachter was dat ik maar één BV voor mijn kar diende gespannen te krijgen om de bal aan het rollen te brengen. Ik stuurde Ben een PM met het manuscript in bijlage.
“Dag Ben
Ik schrijf u even aan als fan van De collega’s. Ik houd het maar meteen kort, want daar dient zo’n Messengerberichtje toch voor. Voorlopig zie ik ook geen andere manier om u rechtstreeks te contacteren.
Een tijdje geleden maakte ik een boek over dat legendarische feuilleton. Een naslagwerk, een verklarend woordenboek en een hommage in één. Ongetwijfeld kan u er op zijn minst een béétje van genieten. Uitgevers schijnen dat helaas anders te zien en hebben hun twijfels. En daar zit ik dan met mijn manuscript.
Ik wend mij dan maar eens tot u. Om te vragen om feedback. Om als doordrongen Collega’s-fan eens mee na te denken hoe ik dit boek alsnog uitgebracht kan krijgen. Ik geloof heel sterk in mijn verhaal en ik geloof ook dat er wél een publiek voor is (al is dat wellicht beperkt). En omdat ik De collega’s niet genoeg kan eren.
Ik stuur het manuscript mee in bijlage. Bekijk het eens en laat me weten of er van kan worden genoten.”
​
Ben heeft het bericht nooit geopend.
Een schrijver die me steeds blijft opvallen wanneer het om naslagwerken gaat is Ronald Grossey. Onrechtstreeks is het Ronald Grossey die mij aan de slag heeft gehouden omdat hij om en bij de twintig boeken heeft uitgebracht die (onder andere) vooral òver strips, stripauteurs of televisiereeksen gaan. Hij is voor mij dus de man die had bewezen dat er voor een boek als De collega’s: Het dossier wel degelijk een markt is. Met titels op zijn naam als Goedenavond beste kijkers, over de beginjaren van de Vlaamse televisie (1993) en Groot Lexicon van de TV-series uit de fabuleuze jaren ’50 en ’60 (1995), beiden uitgeven bij Standaard, had hij exact hetzelfde publiekssegment weten aan te boren waar ik op mik. Ik leerde hem kennen als co-auteur van Kiekeboek, dat uitgebreid aandacht besteed aan de ontstaansgeschiedenis van de populaire reeks Kiekeboe. Ik had zelf eerder, in het begin van de jaren negentig, een dossier bij elkaar geschreven over de stripscenarist Raoul Cauvin (zie afbeelding, ik besteed er later een gans stuk aan), hij zette dus in de praktijk om wat ik al jaren eerder had proberen te doen. Maar ronduit het meeste indruk maakte hij op mij met Studio Vandersteen, kroniek van een legende 1947-1990 (Roularta Books, 2007). Het uitermate goed gedocumenteerde werk sterkte mij in de gedachte dat er dus wel degelijk potentieel zit in boeken waarbij je je in eerste instantie bedenkt wie daar nu in godsnaam op zit te wachten.
“Tegenwoordig zoeken mensen dat soort dingen gewoon op het internet.” (Uitgever Ronald Grossey over mijn manuscript.)
Naast schrijver is Ronald Grossey ook uitgever bij Uitgeverij Vrijdag. In die hoedanigheid vroeg ik hem om feedback op het feit dat mijn manuscript door de grote uitgeverijen stelselmatig niet was weerhouden. Hij wist de weigering wel te plaatsen (in tegenstelling tot Ben Segers had hij wèl geantwoord): “Ik schreef mijn boeken in een ander tijdperk,” was de toon. “Tegenwoordig zoeken mensen dat soort dingen gewoon op het internet.” Dat vond ik een plausibele uitleg. Zelf houd ik er evenwel nog altijd van in een mooi boek te bladeren, en afgaande op het feit dat de boekenverkoopcijfers blijven pieken en de gigantische hoeveelheid papieren titels die er nog altijd bijkomen ben ik toch niet de enige. Internetten blijft voor mij toch nog altijd een beetje een soort van tweederangstijdverdrijf. Het heeft niet dat toegewijde van iets opzoeken in een mooi boek. Tenzij het gaat om een site die met uiterste zorg is gemaakt (een goed verstaander begrijpt waar ik naartoe wil).
Ronald kwam er helaas niet op om mijn manuscript dan maar zelf uit te gaan geven, bij Vrijdag, als was het maar uit sympathie. Of uit medelijden, dat had wat mij betreft gerust ook gekund.
​
Een ander argument, een beetje een tegenargument bij de veronderstelling van Ronald Grossey, om toch voor dat papieren boek van mij te blijven gaan is het feit dat er over De collega’s - de reeks- überhaupt niet echt veel op het internet is te vinden. Er is natuurlijk de Wikipedia-pagina: verzorgd en goed onderbouwd geschreven, maar veel meer dan een beknopte samenvatting is ze niet. De De collega’s-pagina’s op de Internet Movie Database (IMDb) zijn zoals we dat van de bekende databank gewend zijn behoorlijk nauwkeurig. Voor het overige is het vooral zoeken naar zinvolle informatie in tientallen artikels.
​
En zo blijft de ambitie om een echt boek uit te brengen dus toch nog verdedigbaar. Maar zolang dat daar geen uitgever van overtuigd kan worden zal het niet gebeuren.
Dan doe ik het zelf
Gelukkig is het intussen een stuk eenvoudiger én betaalbaarder geworden om dingen zelf uit te brengen. Zie ook mijn single Happy Litlle Accidents die me aan productiekosten slechts 59 euro heeft gekost (die betaalde ik aan Marco Kalnenek van WM Digital Services die het nummer voor mij wereldwijd in de markt zette, een prima service overigens). Vooral de toenemende populariteit van het lezen op e-reader en aanverwante digitale leesvormen moet beginnende (en dus vaak afgewezen) auteurs hoopvol stemmen. In Amerika worden op het Amazon Kindle-platform meer dan zes miljoen titels aangeboden. Anderzijds: val daar maar eens tussen op … Mark Manson (auteur van de bestseller De edele kunst van not giving a fu*ck, Lev. 2017) heeft het in zijn boek Modellen niet voor niets over Kindle als een moderne vergeetput. Maar evengoed doet het verhaal doet de ronde dat E.L. James Vijftig tinten grijs op Kindle uitbracht en zo een succes werd.
​
Een contra is het feit dat non-fictie digitaal zo goed als niet verkoopt. Volgens de Nederlandse schrijfster en self-publishing experte Maria Staal in het uitstekende Zelf boeken uitgeven (reeks De praktische gids, deel 1, 2019 Ftk Publishing) ) was in 2018 61 procent van alle verkochte boeken in het romantiekgenre een e-book. Voor thrillers en spanning was dat 22 procent, voor kinderboeken maar 1 procent en non-fictie 2 procent. “Bij non-fictie daarentegen is het van belang te zorgen dat de papieren boeken goed worden gedistribueerd en ook bestelbaar zijn in de boekhandel,” voegt ze eraan toe. De collega’s: Het dossier is non-fictie …
Nog een lastigheid: er zijn dusdanig veel platformen met elk hun eigen technische aanleveringsvereisten dat het een heksentoer is om het boek gewoon nog maar bij elk van hen leesbaar te houden. Zolang het om doorlopende tekst gaat is er geen groot probleem, vanaf het moment dat er afbeeldingen komen bij kijken wordt het rommelen. De drie grote spelers, Kindle, Apple Books en Kobo (waarmee Bol.com werkt), hebben elk hun systeem wat betekent dat het boek in feite voor elk van deze aanbieders moet worden hermaakt. Daar heb ik voorlopig eerlijk gezegd geen zin in om mijn tijd aan te besteden.
​
Toch naar een papieren versie in eigen beheer dan maar? In een artikel in De Standaard (enkel voor abonnees, of download het artikel hieronder) eerder dit jaar werd de kostprijs daarvan geraamd op 2921 euro. En dan gaat het nog niet eens om een boek dat in kleur moet worden gedrukt. Dat is heel veel geld. Er zijn wellicht manieren om dat bedrag wat te drukken maar dat betekent nog meer werk en verminderde slaagkansen. Ik had even de optie overwogen om zelf in kleur te gaan printen op verzoek (POD heet dat dan zo mooi, printing on demand), maar met een manuscript van meer dan 350 bladzijden zou dat kostenplaatje van één exemplaar ongeveer 80 euro bedragen. Iemand? Het boek zonder de foto’s, en dus met een lagere productiekost en aankoopprijs, op de markt brengen is voor mij geen optie.
​
En daarmee dient zich een laatste euvel aan: de eigendomsrechten van de foto’s liggen bij de VRT en die is niet van plan ze aan mij toe te kennen. Ik kan hun standpunt wel volgen. Vroeger gaf de openbare omroep zelf boeken uit, maar daar zijn ze een tijdje geleden mee gestopt. Tegenwoordig wordt alles aangaande boeken en cd-verkoop of het organiseren van evenementen geregeld door VRT-Brand Extensions die vooral met externe partners samenwerkt. In antwoord op mijn vraag of ik over de auteursrechten kon beschikken kreeg ik het volgende antwoord:
“Bij alle huismerken wegen we af of VRT er (nog) op wil inzetten en in welke mate dat kan gebeuren. Liever één goed gemikte pijl dan tien keer vuren en nooit raak is dus ook wat de regel. Aangezien we kwaliteit hoog in het vaandel dragen verkiezen we inderdaad om met een erkende uitgever een licentieovereenkomst te sluiten. Iemand die het klappen van de zweep kent wat betreft onder andere; productie, distributie, prijs- en marktzetting. We hopen dat je dat begrijpt.” Natuurlijk begrijp ik dat: in feite is wat zeggen is dat ze hun rechten niet zomaar aan de eerste de beste pippo verpatsen. En daarin hebben ze uiteraard gelijk, het zou een zootje worden. Ik ben overigens bijzonder correct behandeld geweest tijdens mijn contacten met de VRT, erg persoonlijk, snel en op een buitengewoon vriendelijke toon.
Om al die redenen is De collega’s van Jan Matterne: Het dossier op dit moment uitsluitend zo goed als gratis (49 cent) verkrijgbaar in de Apple Book Store. Er komt op die manier geen winst aan te pas en ik beschouw deze vorm van distribueren niet als een boekverkoop waarmee ik de fotorechten zou schenden. Het is alsof ik een boek heb geschreven en dat op vraag gratis afdruk en geef aan wie erom vraagt. Uitgevers die er alsnog brood in zien mogen me altijd bellen.
‘Koop’ De collega’s van Jan Matterne: Het dossier in de Apple Books-store en (0,49 euro).
Opgelet: Dit boek kan alleen worden bekeken op een iOS-apparaat met Apple Books op iOS 12 of nieuwer, met iBooks 3 of nieuwer en iOS 4.3 of nieuwer, of een Mac met iBooks 1.0 of nieuwer en OS X 10.9 of nieuwer.
Het boek is op deze site ook gratis te downloaden als pdf-bestand. Waarschuwing: de bestanden importeren in andere leesapplicaties valt af te raden aangezien de layout compleet door elkaar wordt gehusseld. Dat heeft te maken met het feit dat het boek, gezien de vele foto’s, is opgemaakt met een vaste layout waar andere programma’s niet mee overweg kunnen.
Ronduit het beste alternatief voor Apple Books in deze is het boek gewoon als pdf-document te lezen.
Wie meer informatie heeft over het succesvol overzetten van EPUB-bestanden die gemaakt zijn met Pages met vaste layout naar Kindle en/of Kobo mag altijd contact met mij opnemen.