Naar de meeste stand-upcomedy kan ik hooguit vijf minuten blijven kijken. Ik ben er denk ik te dom voor. Ik begrijp de grappen niet, iedereen rondom mij giert het uit en ik vraag me af waarom.
In Nederland is die waaromvraag overbodig. Want daar maakt sinds enige tijd de zogeheten humordeskundige uit wat lollig is en wat niet: ene Dick Zijp, volgens de cabaretier Hans Teeuwen zo’n typische lul met een genderneutrale kutkop — kijk dat vind ik nou wèl geestig — oftewel Suck my Dick Zijp — ook goed! Humor is zo niet langer een kwestie van smaak, werd onbetwistbaar en zelfs meetbaar: iets is grappig of niet. Humor is daardoor leerbaar. En het kan bij-hij … de Humorcoooooooooooach, HAHAHAHAHA!
Aan de School voor Humor en (hou u vast) Authenticiteit leer je dat ‘grappig worden’ een ‘besluit’ is en ‘geen kwestie van aangeboren talent’. Beweren dat humoristisch zijn maakbaar is wringt me. Te beginnen bij de leraar die zich grappig genoeg acht erin te kunnen doceren. Mensen die zichzelf geestig vinden zijn dat meestal niet. Daarom werkt standup-comedy voor mij zelden: stand-upcomedians zìjn niet geestig, ze doén geestig. Het moét, het is waar de mensen voor betalen. En dus dekken ze hun kalendermoppen toe met gekkebekkentrekken, klank- en lichtspel en uiteraard dé camouflagetechniek van De Leukste Thuis: HEEL HARD ROEPEN!
Met echtheid spelen op een podium is tricky. Dat maakt vaak ook het verschil tussen goed en slecht improvisatietheater: een voorstelling waarbij niet gelachen wordt is vaak veel beter. Maar de mensen willen nu eenmaal lachen. Niet per se goed lachen. Lachen. Nochtans zijn er weinig dingen zo irritant dan de gemaakte lach. Denk aan de pastorale grijns of de tandpastaglimlach van De Romeo’s. Alleen nog het geforceerde bulderlachen is erger. Iedereen kent de uitjes, met het werk of vrienden, die vrolijk moéten zijn. Zo van: we lachen toch, ook al zijn de moppen slecht. Het is plezant, al is het dat niet. Iedereen kent de aansteller op het terras die het om de haverklap uitschatert. Moéten lachen is om te huilen.
Ongetwijfeld ben ik weer de mopperaar. En kan ik wat lachtherapie gebruiken. “Ik heb een aanstekelijke lach, HAHAHAHAHA,” vertelt lachcoach Geert Van De Vijver. “En mensen vonden dat ik daar wat mee moest doen, HAHAHAHAHA.” (Hij is dat type dat met àlles lacht, strontvervelend.) De aanstekelijke lach bestaat, jazeker. Zie de veelgevraagde publiekslacher Robert Oris. Hij lacht alleen als hij iets geestig vindt. En iedereen moet mee. Want daarin zit dan de grap. De waarachtigheid, een van ’s mens schoonste karaktereigenschappen, is bij lachtherapie compleet zoek. Het is de zoveelste vorm van coachkwakzalverij, geldgewin met volstrekte nonsens op de kap van de brave zoekende mens die daar ook echt beter van hoopt te worden. Er is slechts één voordeel: het is de ultieme voorbereiding op de infantilisering in het rustoord. En ’s avonds telt de lachtherapeut het geld. En lacht zich, zeer waarachtig, in zijn vuistje.
Vindt u deze blog wel wat hebben? Geef hem onderaan een hartje!
Delen op Facebook of Twitter kan ook: klik op de knop linksonder en klaar. Wilt u graag reageren? Dat kan beneden op deze pagina (opgelet: uw reactie is zichtbaar).
2023, 14 oktober, Kampenhout (foyer Theater De Jonghe, FB/IG: @theaterdejonghe/@nataschasobolewski, www.theaterdejonghe.be) (België). Foto: Barbara Roose. Modellen: Marc Derwa en Kristof Bliki.
Ik wek allicht de indruk dat ik elke vorm van coaching verguis. Dat is niet zo. Deze column van Anja Pairoux, op Apluscoahing.be en inmiddels alweer een jaar of vier oud, vat over hoe ik deze kwestie denk goed samen: Coachen is kwakzalverij!?.
Uitgelezen? TELKENS ALS JE NAAR ONS KOMT, mijn single, blijft voor u onverminderd beschikbaar op Spotify, op YouTube of te koop in de iTunes Store (99 cent).
Comments