Novelle
In De avond overschouwt de held, Joost, een wat onbevredigende date en de uren daarna in de stad. Gerard Reve’s De avonden dient als insteek.
De avond is ook als luisterboek beschikbaar op uw favoriete podcastkanaal of rechtstreeks hieronder. De novelle werd 'ingelezen' door de de oude Reve zelf.
'WAT STOM DAT IK DAAR NIET EERDER AAN DACHT,' ZEI JOOST. ‘Wacht even, ik leg mijn jas over u heen.’ Het werd even stil en het was opvallend hoe weinig taxiverkeer er was. ‘Ongelooflijk toch,’ verbrak hij de stilte, 'hoe weinig begankenis hier nog is. Vroeger was het hier een drukte van jewelste, met al die perrons, voor de deur van het station. Herinnert u zich dat nog?' 'Ja,' zei de dame, 'met al de frietkoten hier allemaal.' 'Grappig dat u dat zegt,' grinnikte Joost. 'Ik dacht er zo-even ook nog aan. Het waren toch andere tijden. We keken toen ook veel vaker naar de Nederlandse tv. U kent Willem Duyn wel hoor, van dat liedje, met dat kindsterretje. En Willem Duyn danste ernaast in een berenpak: All around the world, there is a big sensation, Big bears in the jungle, people in the nation. Do the big bear bump, Do the big bear bump …’ 'Dat zegt me niks,' zei de dame. 'Dan keek u vast nooit naar Toppop,' antwoordde Joost.
Het werd opnieuw even stil. Hij begon het nu ook zelf koud te krijgen, nu zijn jas bovenop de dame lag. 'Ze mogen nu weleens gaan komen,' merkte hij op. 'Hoe lang duurt dat nu al?' Hij keek even rond. 'Het is hier echt rustig. Ik vraag me af of iemand u ooit zou hebben gevonden, mocht ik hier niet gepasseerd zijn …' 'Ik mag hopen dat Ernest me dan toch wel gemist zou hebben,' onderbrak de dame hem. Ze zwegen allebei. 'In die krantenwinkel, op de Bondgenotenlaan, daar hebben ze ook nog pornoboekjes,' zei Joost. 'Ik stond er eens helemaal alleen in de winkel en toen durfde ik gewoon aan die dame te vragen of ze er überhaupt nog verkocht. Ze wees naar de hoogste legger van een rek, ik kon er nog net bij. Daar stond nog hooguit een magazine of vier. En nog van behoorlijk goede kwaliteit ook! Ik bedoel: het waren best mooie modellen! Al weet je in deze tijden van Photoshop natuurlijk niet meer of ze wel echt zijn. Maar goed: voor wat het moest dienen kon het dienst doen. Weet u wat mij opviel? Dat bij al die boekjes een dvd zat. Kent u nog iemand met een dvd-speler?' 'Ik weet zelfs niet eens wat dat is,' zei de dame. 'Die schijfjes, die er precies uitzien als een cd, maar er staat dan een film op in de plaats van muziek. U lijkt mijn moeder wel.' 'Mijn man kent daar wat van, maar ik niet,' zei de dame. 'Weet u, dat zegt wat over onze maatschappij. Want wij denken dat iedereen gedigitaliseerd is, maar dat is nog lang niet zo. Meer en meer is ons systeem erop gericht dat alles digitaal moet zijn. En we geloven, denk daar dus maar eens over na, dat het alleen marginalen zijn die naar die gore porno kijken. Naar die gratis brol. Maar dat zijn dus welgestelden gierigaards die genoegen nemen met goedkope troep. In de plaats van te betalen voor kwaliteitsporno. Maar er zijn dus blijkbaar nog steeds mensen zonder een internetabonnement. Ik zeg altijd: als bepaalde waar in de winkel ligt dan is dat niet omwille van één verdwaalde klant. Dat betekent dat er naar dat product vraag is. Als er op de Bondgenotenlaan nog steeds seksboekjes te koop zijn dan betekent dat dat er hier in de stad nog steeds een boel mensen zonder internet leven.' 'Ik gebruik dat eigenlijk niet,' zei de dame. 'Nee, moeder? Hahaha. Nochtans zit er ook een hele goede kant aan die techniek. En die moeten we omarmen! Mocht ik hier niet zijn geweest dan had u een noodsignaal kunnen uitzenden met uw gsm. Mocht u weten hoe dat werkt natuurlijk.' 'En zou de ambulance dan wel al hier zijn geweest?,' vroeg de dame een beetje geïrriteerd.
'Dat is een goede vraag, inderdaad, daar hebt u een punt. Man toch, hoe lang kan het duren? Gaat het?' 'Ik heb het echt koud,' antwoordde de dame. 'Nu kan het toch echt niet lang meer duren, in godsnaam. Heeft u bepaalde ziektes? Diabetes of zo?' 'Hoge bloeddruk, cholesterol en een beetje suiker, ja. Ik neem daarvoor pilletjes.' 'Zozo, diabetes en toch rijsttaartjes eten.' 'Dat mag, met mate, zegt de dokter.' 'Misschien moet u maar eens overwegen wat af te vallen. Dan had u vast alleen recht kunnen staan,' zei Joost. 'Ik eet echt niet veel,' antwoordde de dame enigszins geprikkeld. 'Het zit in de familie, het is een aanleg.' 'Hoe lang is het geleden dat u nog gegeten hebt?' 'Ik geloof dat ik ergens rond een uur of zes in de Chagal zat.' 'En wat at u?'
'Hamrolletjes, zo met witloof en kaassaus en puree.' 'Alles wat slecht is voor een diabeet,' antwoordde Joost, enigszins hooghartig. 'Het witloof is oké. De hesp kan nog net, al was het vast van die zogeheten ontvette ham. Weet u dat dat samengeperste rommel is? Het is afvalvlees, dat ze in een blik met pekel duwen. Dan zwelt die afval op en komt het geheel onder druk te staan. Er vormt zich een blok en die verkopen ze als hesp. Pure oplichterij. En, daar wilde ik naartoe, natuurlijk zit daar ook weer suiker bij in. U moet eens proberen bereid eten of bewerkt vlees zonder suiker te vinden. Onmogelijk! Diabeet zijn is de dag van vandaag rampzalig. En dan die kaas: ultravet! En waar at u dat? In de Chagal? Ongetwijfeld rommel. Kaas uit pak, van die analoogkaas. Een andere benaming is imitatiekaas. Het zegt alles: dat is pure chemie. Het komt uit een zak en er komt geen melk bij kijken, alleen olie, zetmeel en eiwitten. De rest zijn kleur- en smaakstoffen. Met wat fantasie smaakt het ernaar, alleen zit er niks van het goede van kaas in. Bovendien bevat die troep natuurlijk veel te veel zout. En ik hoorde dat u ook last heeft van een hoge bloeddruk …? Je zou van minder flauwvallen.' ‘Chagal is toch bekend?,' zei de dame. 'Ja, dat wel. En dat mag een wonder heten. Er komen in die keukens nog maar weinig verse producten bij kijken. Het is allemaal uit pak en zak. Je denkt toch niet dat je bearnaisesaus daar à la minute met de hand wordt geklopt? Niks daarvan: een halve liter recht uit het brik van de Knorr-chef op je bord! Best lekker, dat wel, mij hoor je niet klagen. Alleen vragen ze me daar toch net iets teveel geld voor. Er bestaat zoiets als het begrip eerlijke prijs. Ik werkte hier verderop een tijdje bij de Royal. Dat eten wordt allemaal bereid door mensen van kleur. Die wellicht veel te weinig worden betaald. Ze werken in snikhete keukens zonder verluchting. Aan de vaat stond een dametje, ze heette Ming geloof ik, met de hand af te wassen. Nu denkt u dat het een Aziaatje was, omdat ze Ming heet. Niks van. Ze was Nepalese. Niet te geloven. Ze kon maar net aan de spoelbak … Weet u, het is bijna ethisch onverantwoord in dat soort zaken te gaan eten … Wist u trouwens dat de grootste Nepalese gemeenschap van België hier in deze stad leeft? U vraagt zich vast af wat ze hier komen zoeken, maar ik zal het u zeggen: ze werken bijna allemaal in de horeca. Pakweg tien jaar geleden was het nog een uitzondering. De eerste keer dat ik het zag was geloof ik toen De Wiering nog niet zo lang geleden was overgenomen.’ 'Oh, de Wiering,' zei de dame. 'Dat was nog eens gezellig, met die open haard en zo. En Peter, wat een fantastische ober was me dat.'
‘Ik ga ook mijn trui over u heen leggen,' zei Joost. 'Uw lippen worden blauw. Ja, die Peter. … Dat was me toch een raspaard. Die bediende drie verdiepingen in zijn eentje. Onvoorstelbaar. En binnen de tien minuten had iedereen zijn drankje. En plots was het met De Wiering gedaan.'
'Waarom sloten ze eigenlijk?' vroeg de dame. 'Geen idee,' zei Joost. 'Wat ik wel weet is dat toen die twee gasten de boel overnamen het om zeep was. Een tweeling of een homostel, dat weet ik niet meer precies. Maar toen ze daar eten gingen serveren boerde het opeens flink achteruit.' 'Nee, dat was De Wiering niet meer.' 'Het zat er vol met van die stadsgroenen. De oorspronkelijke Wiering had daar ook wel wat van, maar het cliënteel was er een pak … hoe zal ik het zeggen … minder links, snapt u?' 'Ja, hoor, ik weet wat u wil zeggen,' beaamde de dame. 'Pfff. Ik mag hopen dat die ambulanciers wat hebben tegen de pijn. Gek, ik voelde aanvankelijk niks en nu heb ik ineens heel veel pijn aan mijn heup.' 'Die hebben vast wel wat bij. Zeker de MUG. Eerst moeten we het doen met de werkelijke eerste hulp. Wat gewichtigheid van het Rode of het Vlaams Kruis. Goeie mensen hoor, maar die eeuwige show altijd … Goed, ik ga eens even kijken.'
Joost liep een stukje het plein op, niet al te ver. Er was nog steeds niets te zien of te horen. 'Niks,' zei hij, toen hij terugkwam. 'Gaat het nog? Gelukkig bent u niet aan het doodbloeden.’ 'Weet u eigenlijk bij wie ik een klacht zou kunnen neerleggen?,' vroeg de dame. 'Geen idee,' antwoordde Joost. 'Dat is een goede vraag.'
De dame trachtte zich een beetje te verleggen. 'Niet doen,' zei Joost. Daarna ging ze weer roerloos liggen. 'U heeft me danig honger doen krijgen,' zei ze. 'Ik heb wel zin in stoofvlees of zo. Dat was niet slecht in die vernieuwde Wiering. 'Vlaamse stoofkarbonaden, gemaakt door de Somalische Quam!,' riep Joost, een beetje te luid. 'Of asperges à la flamande, van de Senegalese Mamadou! Toen is mijn kwartje gaan vallen. Gek genoeg staken ze niet eens weg dat ze gewoon uit pak en zak kookten. Die mousselinesaus van Knorr is best lekker, hoor. Maar die eet ik net zo goed thuis en voor een derde van de prijs. Dat noem ik nu eens boerenbedrog. Ik ben geen klager, maar het moet wel een beetje eerlijk blijven. 'Ja. En asperges maak ik nog altijd het liefste zelf,' stemde de dame mee in. 'Ik krijg het al lang niet meer opgebracht voor mezelf te koken,' zei Joost. ' Ik besef best dat niet alles vers kan zijn. Maar laat mij op zijn minst een beetje in de waan. Laat mij het idee hebben dat ik wat anders eet dan wanneer ik gewoon wat meeneem van de traiteur in de Colruyt. Hou de schijn hoog!' 'Ja, dat vind ik ook,' vond de dame. ‘Het is best verhelderend sinds ze in de Colruyt de ingrediëntenlijst op hun voorverpakte vleeswaren moeten aanbrengen. Gek dat dat aan een versstand niet moet. Blijkbaar mag je daar de mensen in de waan laten. Nu weten we pas echt wat een rommel we kopen. En dan heb je nog die verschrikkelijke trend om overal suiker in te draaien! Wie vraagt daar eigenlijk om? Maar het houdt je wel aan het eten. Bekijk het etiket van het vleesbrood maar eens: ambachtelijk bereid heet dat dan, of op grootmoeders wijze of à l’ancienne. Maar mijn grootmoeder had geen emulgator in huis, of monosodiumglutamaat. Dàt is me nog eens een instinker, die vuile smaakversterker.'
HET BEGON EEN BEETJE TE MIEZEREN. 'Hopelijk hebben die mannen zo’n aluminium ding bij,' zei de dame. Joost keek in de verte. 'Ongelooflijk,' zei hij. 'Als je nu al die restaurants hier bekijkt, ik bedoel die brasserieën … Er is er geen één die vers kookt. Volgens mij is het meest verse dat je hier vindt een gekookt ei in De commerce. Neem nu De klimop. Vroeger, in de Parijsstraat, was dat een piepkleine zaak, door moeder en dochter gerund. Alles kraakvers. Mooi om te zien. Later zijn ze verhuisd en nam Pieter-Jan Konijn het over.' 'Wat een naam!,' lachte de dame. 'Dat is vast een Hollander!' 'Dat kan niet anders, met zo’n naam,' antwoordde Joost. 'Dus nu is het een Hollander die de asperges à la Flamande klaarmaakt,' zei de dame. ‘De steak tartaar was er in die tijd heerlijk,' zei Joost. 'Aan tafel bereid. Dat is nog zo’n instinker. Het kleinste kind kan mengen, maar voor een steak tartaar vragen ze voor die show vlotjes het dubbele. Een klojo leest enkele ogenblikken vooraf van een blad af waarmee hij het dienkarretje moet dekken en een tweede klojo gaat het gewichtig in de zaal gaan staan mengen. En weet u wat ik ook niet begrijp? Dat ze in de Colruyt hun zogeheten traiteursgerechten gewoon voor de ogen van de klant bij elkaar kletsen. Neem nu de macaroni met hesp en kaas. Men neme voorgekookte macaroni, een beetje gekookte hamblokjes uit een plastic bakje en een zak geprefabriceerde kaassaus. Doe alles in een kom, trek handschoenen aan en mengen maar. Je kan het beter allemaal apart kopen, dan houdt het tenminste al langer. Ik vraag me af waarom die beenhouwers nog steeds gediplomeerd zijn, want daar pakken ze graag mee uit. En weet je wat me ook opvalt? Dat zijn, op een verdwaalde vrouw na, meestal een stagiaire denk ik, altijd witte mannen. Maar ze zijn niet per se van middelbare leeftijd en cisgender. U weet waar ik naartoe wil.' Hij knipoogde schalks. 'Cisgender hoeft alleszins niet, dat weet ik wel. Er werkte een tijdje zo’n homootje. Ik zie hem niet meer. Hij werd vast weggepest.'
Er viel een stilte die slechts nu en dan werd doorbroken door het lawaai van de treinen, aan de andere kant van de muur. 'In het Paviljoentje werkt ook een negerin,' zei de dame. 'O ja, daar ook al?,' vroeg Joost. 'Maar dat is geen vreemde hoor. Ze werd hier geboren. Marie heet ze, geloof ik.' 'Marie? Dat is tenminste een goedgekozen naam,' zei Joost. 'Hoe vaak geven ze zo’n kind van kleur geen typische Vlaamse naam? Dan heet zo’n zwarte jongen Bart of Koen. Maar in Congo lopen er vast wel Maries rond.' 'Jaja, dat zal wel,' lachte de dame. 'Auw, dat doet pijn, wanneer ik lach … Maar of dat nu een Congolese is, dat weet ik niet. Dat verschil zie ik niet … Zeg maar, hoe heet dat ding, wat je daar zei: monosodium …?' 'Monosodiumglutamaat. Het is ook wel bekend als MSG, op zijn Engels uitgesproken. Je mag ook mononatriumglutamaat zeggen, maar dan werkt de Engelse afkorting natuurlijk niet meer. Het is die smaakversterker, die je overal in proeft. Umami, een basissmaak, één van de vijf, maar niemand schijnt het te kennen. Weleens gehoord van de Chinese-restaurant-ziekte? Dat komt nu net door de MSG die ze in dat Aziatische eten draaien. Al die troep die we zogenaamd hartig noemen. Lekker, dat wel. Maar er kunnen de ergste dingen gebeuren als je het eet. Zoek het maar eens op, op YouTube: afschuwelijke toestanden, gaande van mensen die gewoon even flauwvallen tot comapatiënten.' Joost keek even rond. 'Ik neem aan dat u weet wat YouTube is?' 'Ik heb er al weleens van gehoord. Maar wij zijn er niet zo meer in mee,' zei de dame. 'Dat ken ik. Mijn eigen moeder is een ramp.' 'Hoe oud is jouw moeder,' vroeg de dame. 'Ik moet er altijd even over nadenken,' gaf Joost toe. 'Het blijft ook nooit hetzelfde hè. Wacht even: ze is dertig jaar ouder dan mijn broer. En mijn broer is twee jaar ouder dan ik. Ik ben van eenenzeventig. Ik word dus drieënvijftig jaar, niet?' 'Hoofdrekenen is nooit mijn sterkste kant geweest,' lachte de dame. 'Het lijkt me van wel,' zei Joost, enigszins twijfelend. 'En mijn broer wordt dus vijfenvijftig jaar. Nou, dan wordt zij vijfentachtig! Ja, dat begint te tellen.' 'Is ze nog in goede gezondheid?' 'Goed? Ja, wat is goed,' zei Joost. Hij had niet veel zin om het hier over te gaan hebben. Niks zo vervelend dan mensen die praten over hun ouders of, zo mogelijk nog erger, hun kinderen, zei hij altijd. 'Lichamelijk stelt ze het prima. Af en toe laat haar geheugen het afweten.' Nu begon hij er dus toch over. 'O, maar dat ken ik,' zei de dame. 'En bij Ernest is het nog veel erger!' De dame zweeg. Joost deed hetzelfde, in de hoop dat het gesprek zo toch nog op wat anders kon worden gebracht. 'Heeft Ernest nog niet teruggebeld?' vroeg de dame. Joost zweeg nog steeds. Die ambulance zou nu echt wel mogen gaan komen. 'Weet u,' zei hij, 'het is ongelooflijk hoe weinig geduld ik heb met mijn moeder.' Hij deed het dus weer. 'Ik ben zelf verpleger, in de psychiatrie. Ik heb bij het werken met die mensen ongelooflijk veel geduld.' 'Met mijn eigen moeder lukt het niet. We hebben voortdurend ruzie.' 'O, maar dat herken ik,' grinnikte de dame. 'Met Ernest.'
'Heeft u eigenlijk kinderen? Ik bedoel maar, moet er echt niemand worden verwittigd?' 'Ach, we hebben één dochter. Maar we zien haar nauwelijks. We hebben geen ruzie, maar er rest ons nog maar weinig wat ons bindt.' 'Vreemd,' zei Joost. 'Bij de meeste enige kinderen gaat het doorgaans helemaal anders. Die worden verwend. Ze krijgen, tenminste zo zie ik het, alles in de schoot geworpen. Makkelijk zat.' 'Ze kreeg het huis van mijn ouders cadeau. In de Spaarstraat,' beaamde de dame. 'Nounou, dat is wel een mooi cadeau!,' zei Joost. 'Achter het station gelegen, in de buurt van de stadsgroenen, de bakfietsen. Aan de andere kant: veel waarde, maar ik zou er zelf niet dood willen liggen. Ik fiets er vaak langs. Het is geen al te sympathiek volkje. Ze groeten mij nooit. Ik ben een groeter. Maar zij niet. Zij lopen altijd met hun hoofd in de grond. Ofwel praten ze veel te luid met een kleine etter in die bak van hun fiets. O nee, not my kind of people.' 'Wat zegt u?,' vroeg de dame. 'Ik begrijp geen Engels.' 'Dat het niet mijn soort van mensen is.' Er viel opnieuw een stilte. 'Waar liep het eigenlijk mis met uw dochter?,’ vroeg Joost. ‘Begin ik godverdomme toch wel zèlf over kinderen te zeiken,’ bedacht hij zich net te laat. ‘Nog even en ik begin over de mijne. God ja, waar praat je ook anders over? Het gaat kennelijk vanzelf. Misschien moet ik eens wat vaker met mensen praten, en vaststellen dat praten over ouders en kinderen gewoon iets is dat je overkomt. Dat het er plots, zonder het minste vooropzet en heel organisch, over gaat.
Dit is erg confronterend. Gelukkig merk ik het nu zelf op. Maar misschien is dat soms helemaal niet het geval. En ben ik dus zonder het door te hebben zo’n saaie ouder die over zijn kinderen praat.' 'Tja, hoe gaat dat?' antwoordde de dame na enige pauze. Er viel een emotie af te lezen van haar gezicht, alleen kon Joost ze niet goed plaatsen. 'Hoe zou dit heten, in de psychologie? Ik weet eigenlijk niet eens hoeveel officiële emoties er zijn. Ik hou het op verbitterd. Maar er zit zeker ook iets van berusting in. Noem het aanvaarding. Is dat eigenlijk hetzelfde?’ 'We zijn nogal op onszelf gesteld, geloof ik. Het was thuis nooit de zoete inval. Misschien, mocht Ernest er niet zijn geweest, dat ik wat meer contact had met de buren. Maar echt geïntegreerd raakten we nooit. Maar dat was nooit een probleem. En we hadden met niemand ruzie. Ja, nu en dan kon, hij kan dat nog steeds, Ernest weleens moeilijk doen, over overhangende takken en zo, dat soort prullerij.' 'Grappig dat je 'Ernest' zegt,' lachte Joost. 'Waarom noemen jullie hem niet gewoon Nest?' 'Dat deden we, tot ergens in zijn vijftiger jaren. Toen wilde hij plots dat iedereen zijn naam voluit ging schrijven.' 'Ach, die mensen die de drang voelen om op een dag van naam te veranderen … Dat werkt toch niet?,' antwoordde Joost. 'Prince heeft het geprobeerd. Maar iedereen bleef toch gewoon Prince zeggen.' 'Welke Prince?' 'Prince, de zanger. Het heeft altijd al snel iets lachwekkends. Alsof mensen plots ernstiger worden genomen omwille van hun naam die ze wat opsmukken. Klinkt Ernest chiquer of zo? Het is precies zo met van die vrouwen die de naam van hun man aan gaan nemen. Ik vind het een daad van onderdanigheid. Of van profiteren: ik verbind mijn naam aan deze man en dat verhoogt dus mijn waarde. Ik heb er ook wat op tegen wanneer mensen samen met hun partner op de profielfoto van hun sociale media staan. Dan denk ik steeds: ben je in je eentje misschien niet waardevol genoeg?' De dame zweeg. 'Rik Daems deed het ook. Die ging ook met zijn naam spelen.' 'Och, Daems,' rolde de dame met haar ogen. 'Ja, die wilde plots Hendrik genoemd worden. Wat een idee!.’ 'Ik heb wel mijn hele leven de telefoon opgenomen met ‘Solvay’,' zei de dame. ‘Wij waren de familie Solvay.' 'Idem bij ons thuis,' zei Joost.
'Weet u, het is natuurlijk wel jammer dat we Conny nooit meer zien.' 'Conny?' 'Onze kleindochter. Die moet inmiddels een stuk in de twintig zijn. Ik vergeet steeds weer in welk jaar ze geboren werd. Maar zo gaat dat, als je mekaar nog maar zelden ziet … Je vergeet die dingen. Gelukkig heb ik een verjaardagskalender.' 'Laat me raden: op het toilet!' grapte Joost. 'Ja, hoor,' grinnikte de dame.
(Wordt vervolgd)
Comentários