Novelle
In De avond overschouwt de held, Joost, een wat onbevredigende date en de uren daarna in de stad. Gerard Reve’s De avonden dient als insteek.
De avond is ook als luisterboek beschikbaar op uw favoriete podcastkanaal of rechtstreeks hieronder. De novelle werd 'ingelezen' door de de oude Reve zelf.
HIJ SLIEP LANG, min of meer tegen zijn zin in. ‘Goed,’ dacht hij bij zichzelf, ‘die acht uur rust heb ik al. Als het niet wil lukken vandaag dan heeft het daar alvast niet aan gelegen.’ Hij drukte het knopje van de waterkoker in. Daarin stond precies één liter klaar. Meer oploskoffie stond hij zich sinds enkele weken niet langer toe. De fatigue moest ergens vandaan komen. En hij las, hij wist niet meer precies waar, het was alleszins niet voor het eerst, dat te veel cafeïne juist slaperig maakt.
Het aankleden duurde net zo lang als het water nodig heeft om te gaan koken, leerde hij. Zo kwam hij net op tijd weer bij het afslaande apparaat aan. Hij schepte twee koffielepels bruine korrels in een mok.
‘Ik begrijp niet dat jij oploskoffie gebruikt,’ wierp Steven, zijn broer, hem elk familiefeestje toe. ‘Het is handig,’ antwoordde Joost dan, ’en het smaakt best. Mocht het troep zijn gebruikte ik het niet.’ ‘Ik las onlangs nog in de krant dat het slecht is voor je prostaat.’ ‘Dat zou weleens kunnen kloppen,’ antwoordde Joost. ‘Onlangs vond ik een bokaal terug helemaal achterin het rek. Naar daar gesukkeld, dat overkomt me anders nooit. Je denkt dat dat droge poeder niet slecht wordt. Nou, vergeet het maar. Ik weet natuurlijk niet hoe lang die pot daar al stond. Maar de korrels waren smurfblauw geworden.’ Daar moest toen iedereen om lachen en een beetje om gruwen tegelijk. ‘Ja,’ zei zijn moeder, ‘en de prostaat dat is iets waar jullie stilaan bezig moeten mee gaan zijn.’ ‘Jullie zeker,’ zei Joost tot zijn broers, ‘jullie zijn nog ouder dan ik. Lieten jullie al een ppa doen?’ ‘Spreek eens normaal,’ zei zijn moeder. ‘Twee vingers in je gat. En zo voelt de dokter of de prostaatklier gezwollen is.’ ‘Zeg eens, is dat nu een gespreksonderwerp voor aan tafel?’ Moeder weer. ‘We zitten daar middenin, moedertje, die drie zonen van jou.’ ‘Ja,’ zei moeder, nog steeds een beetje verontwaardigd van wat haar nog niet zo heel lang geleden overkwam. ‘Voor mij hoeft het blijkbaar allemaal niet meer. Toen ik de laatste keer om een uitstrijkje ging, ik was vijfenzestig of zo, zei de gynaecoloog dat ik niet terug hoefde te komen. Ik voelde me zo beledigd! Ik laat sindsdien ook geen mammografie meer uitvoeren. Basta! Het is alsof ze zeggen: mocht u nu toch ziektes krijgen, dan is dat maar zo. Wij gaan onze energie in jonge mensen stoppen.’ ‘Ze mogen er echt eens wat in investeren, in de sociale vaardigheden van die dokters,’ zei Joost. ‘Ik loop al jaren te sukkelen met mijn heup, alleen wil niemand ze opereren,’ zei moeder. ‘Moeder, daar moet je nu wel vanuit gaan dat het klopt,’ zei Joost. ‘Aan een heupoperatie verdienen ze flink geld en die gasten doen dat met hun ogen dicht. Easy money.’ ‘Wat is dat nu weer?,’ vroeg moeder. ’Gemakkelijk geld. In het Engels.’ ‘Al dat Engels!’ ‘Dat zijn woorden die elke dag worden gebruikt, moeder. Wen er maar aan.’ ‘Ik woon hier toch in Vlaanderen!’ ‘Niet te geloven toch, hoe ze dat blijft weigeren,’ richtte Joost zich naar zijn broers. ‘Tijdens corona had ze er geen idee van wat ‘social distancing’ betekende. Je hoorde het tijdens elk nieuwsbulletin wel twintig keer. Maar zij niet! Dat is een talent!’ De drie jongens lachten.
‘Trouwens, maak je over mijn prostaat geen zorgen,’ vervolgde Joost weer. ‘I k eet voldoende lycopeen. Dat haal je uit warme tomaten. Warme tomaten zijn goed voor de prostaat! Pinda’s ook. Maar tomaten nog beter. En sinds ik die soepmaker heb eet ik ze bij de vleet.’ ‘Heb jij een soepmaker?,’ vroeg zijn moeder geïnteresseerd. Ze had haar hele leven een bloedhekel aan koken, maar soep maken was iets wat ze wel altijd was blijven doen. Tot ze sinds voor kort kant-en-klare emmertjes ging kopen. ’Aan soep heb je nochtans geen werk!’ ‘Nee, dat begrijp ik ook niet,’ sprong Steven bij. ‘Trouwens, de helft van de smaak in je soep haal je uit de groenten die je bij het begin stooft.’ ‘Nu maak ik tenminste soep!’ riep Joost. ‘En daarmee counter ik elke snackattack!’ ‘Stop met dat Engels!’ riep moeder. ‘Eetaanval. Maar dat rijmt niet, dus zeg ik snackattack. En trouwens: mocht het nergens naar smaken dan at ik het niet hoor. Ik eet geen rommel!’ ‘Ho maar!’ riep moeder. ‘En al jouw chips en Quick en wat is het allemaal?’ ‘Het moet gedaan zijn met mij er altijd van te betichten dat ik elke dag rommel eet!,’ snauwde Joost terug. ‘Dat is niet zo!’
‘Waar haal je dat vandaan, van die tomaten en je prostaat?,’ vroeg Jan.’ Ik las het ergens. Al een paar keren,’ zei Joost. ‘Je kan ook ketchup kopen, of van dat groentesap. De kwestie is dat de tomaten warm moeten zijn geweest, dan komt het stofje vrij. Dat doen ze met die zogenaamd verse pakken: ze steriliseren ze. Je eet, tenminste als man, dus beter warme dan koude tomaten.’ Doorgaans wist zijn broer Steven in geval van zulke theorieën Joost te overtroeven met een nog sterker verhaal. Maar deze keer bleef het stil.
HIJ BETRAPTE ZICHZELF EROP DAT HIJ VOOR ZICH UIT ZAT TE STAREN. Hij nam een slok koffie, die intussen al flink door de kilte in de keuken was afgekoeld. ‘Benieuwd of ze op zal dagen,’ sprak hij tot zichzelf. ‘Vier uur. Ik heb nog anderhalf uur. Min een kwartier om daar te geraken.’
Hij ging zitten, in zijn relaxfauteuil, een echte Stressless. Die kocht hij een maand geleden, nadat hij meer dan een half jaar lang aan zijn rug had geleden. In het voorjaar was hij tijdens de repetities van een musical van een metershoog podium gestuikt. Hij speelde de voorstellingen als een professional op medicatie en ging er vanuit dat de pijn met de nodige rust wel zou verdwijnen. Een klinisch onderzoek liet geen schade vermoeden. Toch hield die pijn aan. Misschien, bedacht hij zich pas na maanden afzien, lag de oorzaak wel elders. Misschien was zijn driezit de boosdoener. Dat kon best zijn, want nooit eerder bracht hij er zoveel tijd in door. Vorig jaar was het hem gelukt om, na de lange winter, opnieuw aan zijn schrijftafel plaats te nemen. Door de hoge energiekosten nam hij zich voor, tenzij er echt vriesgevaar aan de leidingen zou dreigen, onder geen enkel voorwendsel de verwarming op te zetten. Daardoor werkte hij maandenlang vanuit zijn zetel, een muts op het hoofd, en in een snuggle-deken gewikkeld, onder een extra dik donsdeken. Dat lukte prima. Alleen was die zetel onderhand flink doorgezeten. Hij ging al een hele poos mee, misschien wel vijftien jaar. Hij nam hem mee toen hij bij Ilse wegging. En toen de kinderen bij hem kwamen wonen, deed hij ook als slaapbed dienst. Hij had er nooit van te klagen. Maar nu werd het wel een beetje tijd om aan een nieuw exemplaar te gaan denken. Het was bovendien een goed excuus om niet in die bureaustoel te hoeven gaan zitten.
Het is nochtans een prima stoel, aanbevolen door Steven. Die had al jarenlang, van in zijn kindertijd, een passie voor kantoormateriaal en telefoons. Vader was verantwoordelijk voor de inrichting van de filialen van de Kredietbank. Dat materiaal werd altijd snel weer afgeschreven en daardoor zaten ze als kind steevast op het beste meubilair. Wellicht is daar die liefde ontstaan. Het sprak voor zich dat ook Joosts kinderen, nog voor ze goed en wel rechtop konden zitten, beschikten over een Giroflex 60. ‘Want,’ zo beweerde Steven, ‘er is geen betere bureaustoel. Sinds 1976 maken ze die al: de firma ontwikkelde sindsdien al verschillenden andere modellen, maar de klanten blijven maar vragen naar de Giroflex 60. En je bouwt hem precies uit zoals je wil.’
Toen de kinderen het huis uit waren en een achtergebleven en intussen uitgeleefde bureaustoel aan vervanging toe was vond Joost dat, gezien de vele uren die hij achter zijn schrijftafel doorbracht, hij best recht had op een directiemodel. Het werd een met zwart leer bekleed exemplaar, met rechte rug, niet helemaal wat hij zich bij een directiemodel inbeeldde. Hij zag eerder een soort van fauteuil voor zich. En een stoel met verstelbare armleuningen. ‘Dit is een Giroflex 60. Dus ik hoor hem goed te vinden,’ trachtte Joost zich steeds te overtuigen, ook nog nadat hij er eigenlijk na maandenlang oefenen nog steeds niet comfortabel op kon zitten. ‘Ik doe vast iets mis. Of misschien ben ik te klein gebouwd. Maar dit is goed materiaal, degelijkheid, en daar hou ik van. Laat ik die stoel dus maar omarmen.’ Bij het aanbreken van de winter verhuisde hij zijn werkplek dus naar de zetel. Met enige opluchting, stelde hij vast. Vorig jaar wist hij terug te keren naar zijn plek aan tafel. ‘Het voelt veel waardiger,’ moest hij vaststellen, ‘minder comfortabel maar wel waardiger. Meer schrijver.’
Hij maakte zich een tweede kop oploskoffie. ‘Om de een of andere reden krijg ik het hier niet gezellig,’ keek hij rond. ‘Stel je voor dat ze straks met me mee naar huis wil. Ik kan ze niet eens ontvangen.’ ‘Je moet wat meer structuur in je interieur brengen,’ had onlangs een toevallig passerende vriendin hem getipt. Wat dat dan mocht zijn daar had hij het raden naar. ‘Misschien een wandtapijt of zo’n rieten mat. Godallemachtig. Toen we jong waren was het vergeven van de strobloemen. Dat was nog eens een handige trend: boeketten voor luie wijven zoals ik,’ dacht hij bij zichzelf. Toen hij hier in dit appartement was komen wonen kocht hij een koeienvel. Maar dat bracht behalve gezelligheid vooral veel vuile haren. In de kringwinkel waren ze er blij mee.
Sinds de scheiding was hij er altijd min of meer vanuit gegaan dat hij niet meer opnieuw met een partner zou gaan samenwonen. Laat staan op een huurappartement. Vijfentwintig jaar soloschap, een lat-relatie buiten beschouwing gelaten, hadden aan dat idee weinig veranderd. Het enige tweepersoonsbed dat hij ooit kocht, schonk hij aan zijn dochter. Dat stond er nu al een paar jaar stof te vangen, want ook toen ze niet langer naar haar vader kwam, sloeg hij het niet aan.
Het leer van de Stressless frommelde zich in reepjes bij elkaar. ‘Ik begrijp het niet,’ zei hij luidop. ‘Ik doe er alles aan om degelijk spul in huis te halen. En nog lukt het me niet het hier ook maar een beetje leuk te maken. Het blijft een vrijgezellenflat.’ Twee weken geleden nog maar had hij een speciaal verzorgingsproduct gaan halen, in een echte Stressless-winkel, de enige in België. Hij herinnerde zich de fijne verkoopster nog goed. Er hing zelfs een beetje erotiek in de lucht. Ze had kort haar, eerder ongeïnspireerd, niet zo’n zogenaamd pittig kort kopje. Toch was ze sexy. ‘Dat,’ dacht hij toen, ‘bedoelen ze nu met lichaamstaal.’ Hij had het product bij thuiskomst onmiddellijk nauwkeurig toegepast, als een autist. Tevergeefs: de reepjes bleven komen, als stukjes voorhuid. En vooral, in de kuip, wanneer niet in de zetel werd gezeten, tekende zich blijvend zijn bilspleet in het leer af.
Na de twee koppen koffie maakte hij aanstalten om te gaan douchen. ‘Je weet het maar nooit,’ wist hij, ‘je kan er maar beter voor zorgen dat je netjes aan de start komt.’
'IK HEB VANDAAG WEINIG TE VERLIEZEN,' MIJMERDE HIJ. ‘Aan waardering geen gebrek. Ik heb de werkweek keurig afgesloten, precies zoals ik het graag heb. Er valt alleen te winnen. Liefde.
‘Zo chic!,” zei ze. ‘Ik dacht: wij gaan wat wandelen. En een koffie drinken en een spaghetti eten.’ Hij had haar even over vier een bericht gestuurd. Een melding feitelijk, dat hij om halfzes een tafel had geregeld in de Walhalla. Het duurde even vooraleer ze antwoordde. Die techniek gebruikte hij zelf ook weleens: het schept de indruk dat het allemaal niet zo van heel erg groot belang is. Zo van: ik heb heus wel meer aan mijn hoofd dan alleen ons afspraakje. Een soort van hard to get. ‘Dag mooie meneer,’ begroette ze. Hij had haar van verre zien aankomen. Ze droeg precies wat hij verwachtte. ‘Dat wordt, àls het al wat wordt, een twistpunt.’ Zo van: ‘Je bent de dertig voorbij. Je mag nu stilaan ophouden een teddybeer te zijn. Ik hou best van meisjes van veertig. Maar daar bedoel ik toch wat anders mee. Niet dat ze erbij lopen als een knuffeldier.’ Ze had een wollen pet op, in schaapskleur, met de structuur van troetelbeer. Daaronder droeg ze een tamelijk vormeloze jas, in dezelfde stof. Links en rechts liep er een roze blinkende streep overheen, van boven naar onder. ‘Ze laat vandaag niks van haar goddelijke vormen zien,’ bedacht Joost zich. ‘Sterker nog: ze verstopt ze. Dat is vast een teken. Of nee, toch niet. Kijk eens wat een mooie broek ze aanheeft. Daar heb je die prachtkont. Wat een wijf. Of nee, wat een meisje.
Ze gingen naar binnen, een houten bouwsel in, waar ’s zomers het terras staat: de zogeheten winterhut. Dat was een meewarige trend, een restant van corona, toen iedere zaak zich plots een terras aan kon meten, met het oog op klanten te kunnen blijven ontvangen, maar dan buiten. ‘We moeten hier vast even wachten,’ zei Stéphanie. Alsof hij dat niet wist. ‘Goeienavond, waarmee kan ik jullie helpen?,’ haastte, iets te theatraal, een jongeman zich naar hen toe. Hij was net alle andere obers kaal, en had een volle baard. ‘Ik reserveerde op naam van Elli. Dat is de familienaam.’ Van jongs af was hij gekloot met die dubbele voornaam. Hij kon zich er behoorlijk in opnaaien. Talloze keren voelde hij zich voor een debiel versleten. ‘Mag ik uw naam?’ ‘Elli.’ ‘Nee, uw familienaam.’ Hij had dan altijd zin om erop te wijzen dat het woord familienaam eigenlijk niet bestaat. Dat het een uitvindsel is. Dat het bij een naam gaat om een naam en een voornaam. ‘Elli, wat ik u zeg,’ antwoordde hij dan altijd lichtelijk hautain. ‘De vergissing ligt voor de hand. Maar op een dag ben je er klaar mee,’ verdedigde hij zich. ‘Goeienavond, Joost,’ sprak de man, nadat de zaak was uitgeklaard. Hij sprak luid. ‘Mijn naam is Bram. Komt u maar met me mee.’ ‘En dit is Stéphanie,’ voegde Joost eraan toe. Al ging dat in het geroezemoes verloren.
De Walhalla zat afgeladen vol. Halfzes op een weekdag. Van crisis viel hier weinig te merken. Laat staan van de hoge energieprijzen. Er werd hier duidelijk niet op een warmtelamp gekeken. ‘Laat mij maar onder die gloed zitten,’ zei Stéphanie. ‘Herinner je je vorige keer nog, toen deed je daar de hele avond druk over.’ ‘Ik vraag me af hoe ze naderhand over die avond nog dacht,’ vroeg Joost zich af. Het was de eerste keer dat ze niet handtastelijk deed vandaag. Dat was vorige keer wel anders. En de drie keren daarvoor ook. Hij dronk toen veel, het was ook in zo’n hut, een chalet heette het daar, een verjaardagsetentje van een collega waarop ook zij, eerder onverwacht, aanwezig was. Ach, het feit dat ze toch nog met hem afsprak zal betekenen dat hij het toen niet had verkorven. Hij bleef alleszins voor haar een ‘mooie meneer’.
‘Meestal wanneer ik hier kom laat ik mij door mijn dochters adviseren,’ zei Joost. Dat was geen goede zet, bedacht hij zich meteen daarop, dat klinkt vast een beetje hulpeloos. De kale man, Bram dus, baande zich niet zonder moeite een weg tussen de tafeltjes. ‘Zijn jullie bekend met het concept van Walhalla?’ Joost herinnerde zich dat het hier om de social bites draait. Die opgeblazen term in dat verfoeide Engels toch weer, die staat voor een bol bruschetta die met een lepel in tweeën moet worden gesplitst. ‘Het is even geleden wat mij betreft,’ zei Joost, ‘maar zij gaat het mij onmiddellijk nog eens uitleggen.’ Weer in die onderdanige positie, bedacht hij zich. Het ontglipte hem, en nu wist meteen ook de kale man ervan. ‘Mijn naam is Bram.’ Dat zei hij eerder al, hooguit vijf minuten geleden. ‘Als er wat is, dan roept u maar.’ ‘Wat zou er zoal kunnen zijn?,’ zei Joost een beetje smalend. ‘Ik stel me voor dat het iets met eten bestellen is.’
‘Ik neem hier steeds de pizza cremosa,’ zei ze. ‘En twee social bites. Daarmee hebben we flink gegeten.’ Ze bleek een habitué, zoveel was nu duidelijk. Met wie zat ze hier nog misschien? Nu was het kwestie van niet al te nederig mee te gaan in de keuze van die sociale happen. Even wat grenzen stellen. ‘Drie social bites! Maar geen taco’s voor mij,’ zei hij stellig. Misschien klinkt dat nu weer net iets teveel als zo’n sukkelaar die niks lust. Het was hem om de guacamole te doen. ‘Ik ben niet zo gek van guacamole,’ zei hij zonder verder op te kijken. ‘Even laten voelen dat ik wel degelijk weet wat hier op de kaart staat,’ bedacht Joost zich. ‘Pancetta, niet slecht, daar hou ik van. Hij moet wel lekker bereid zijn. Of de Coppa.’ ‘In de Walhalla is alles lekker bereid. Hier eet je geen rommel.’ Daar liet ze zich weer even geleden. ‘Wist je dat je hier de beste pizza’s van de stad eet?,' vroeg Joost. ‘Dat weet ik niet,” zei ze. ‘Alleszins zijn ze hier erg lekker.’ Alzo sprak de kenster.’ Vroeger at je die in de Pepe Nero. Maar die pizzaiolo zit nu hier.’ ‘Ik neem hier altijd de cremosa, dat is dus de enige pizza van hem die ik ken,’ zei ze zonder opkijken.
‘Nou, dat is me een karaktertje,’ bedacht hij zich. ‘Ze weet wat ze wil. Of dat is alleszins wat ze wil doen laten uitschijnen. Wat een rollenspel. Zou zij hier nu ook zo bezig mee zijn?’
(Wordt vervolgd)
Foto: 2024, 28 mei, Herent (België). Foto: Bart Cloots. Model: Wilson.
Comments