Met mijn goede maat Luc naar een concert gaan is een feest. Hij pikt me met zijn Dodge Ram op en we rijden tot bij de deur. Luc is geen ov-mens. Dan eten we een grote friet: Luc altijd met samuraisaus en twee curryworsten, die hij als laatste ritueel naar binnen werkt. Dat moment overstijgt dikwijls het concert. Steeds vaker.
We werken een lijstje oude sterren af, waarvan elke optreden het laatste kan zijn: we zagen Randy Newman en Mark Knopfler. En onlangs nog The Rolling Stones, voor de derde keer, die houden ons aan het lijntje. Eric Clapton was te duur en in Armani-pak blues spelen klopt niet. We denken ook Paul Simon gezien te hebben, alleen herinneren we ons daarvan niets (en Luc drinkt nooit). Ik hou van dat soort jongbejaardenbijeenkomsten, het is goed voor mijn ego, zelden zie je meer lelijke mensen bij elkaar, een allegaar van ongewassen mannen die jeugdig doen, zowaar de enige plek waar t-shirts met opdruk mogen.
Vorige week was Bob Dylan in ons land. In de zaal gold een telefoonverbod. Een concert zonder telefoons is bijzonder. Plots noodzaakt het gesprek. Niet iedereen wist er blijf mee. Er toont zich snel oppervlakkigheid: mensen praten dan over het werk. Of over het feit dat ze hun gsm missen. Het is waar, ik kon de wereld niet laten weten dat ik aanwezig was bij de Bob Dylan Rough and Rowdy Ways World Wide Tour, Forest National. En toegegeven, dat pikte even: niet kunnen ‘inchecken’ op Facebook, nog eens laten zien wat een geweldig leven ik heb.
Dylanconcerten worden van oudsher druk en volstrekt oninteressant bediscussieerd. Een deel van het publiek komt voor de hits. Tevergeefs, want Bob Dylan speelt zelden hits. Deel twee van het publiek wéét dat, de fijnproevers, dat zich onderscheidt van het klootjesvolk, de connaisseurs, en vermaakt zich uitstekend. Dat fenomeen van kenners versus amateurs zie je vaker. Luc en ik zitten daar meestel ergens tussenin. We kijken gewoon, de frieten uitbuikend, met nu en dan een beleefd applaus. Luc, niet ik, fluit weleens. In Engeland bestaat er een Dull Men’s Club, we zouden er zo bij kunnen horen. Where we "Celebrate the Ordinary" is hun leuze.
De ware fanbase wordt élk concert bezoedeld met lawaaimakers: de artiest zet een akkoord in dat zij, als enigen in de zaal, onmiddellijk herkennen en op gejuich onthalen: kijk, hier zit ik, salondylanisten, de echte kenner. Terwijl de ene helft van de aanwezigen zich afvraagt hoe ze dat gemurmel uitgezeten krijgt, zonder telefoon nog wel, laat de fanaticus zich gelden.
Je zou Dylan een arrogante zak kunnen noemen. En je afvragen waarom hij het nog doet: de lichten gaan aan daar zit hij, achter een pianootje weggestoken, omringd door een kwintet topmuzikanten dat probeert te volgen waar hij vanavond weer met zijn songs naartoe gaat. Niet-fijnproevers, ik heb het natuurlijk niet over Luc en mezelf, horen twee uur lang hetzelfde. Drie keer nam hij zich de moeite even achter zijn piano vandaan te komen. Luc was er drie keer van aangeslagen.
Luc verteert de aftakeling van zijn helden lastig: van Mark Knopfler konden we ons na afloop niet van de indruk ontdoen dat de intussen sympathieke opa aan het einde van het optreden opgelucht leek. “Die zit nu vast weer met zijn pantoffels bij de stoof,” mijmerden we nadien in de file. Bij Randy Newman ontwaarde Luc een restant van een halfzijdige verlamming, van een attackske of zo: hij wil Randy Newman nooit meer zien. Zelfs van zijn opperheld Bruce Springsteen moest hij het toegeven: hij wordt oud. (Overigens heeft Luc nog steeds geen ticket voor Bruce volgend jaar in Werchter: wie helpt hem daaraan? Golden circle welteverstaan.) Maar de verschijning van Bob Dylan tartte elke verbeelding.
“Dat is Koen Coosemans,” zei Luc. Luc en ik werken in dezelfde psychiatrie en we kennen allebei Koen Coosemans. Koen lijdt aan de ziekte van Bechterew: dat is een vreselijke degeneratieve beenderaandoening die van hem een gebochelde man maakt. Mick Mars, de engerd van Mötley Crüe, heeft het ook. “Ik zie echt Koen Coosemans,” bleef hij maar zeggen, stil als een gereserveerde fan. “Ja, met een Frankie Loosveld-pruik,” grapte ik. Maar het mocht niet baten.
Bob hield zich rechtop met een microstatief. Hij droeg een soort van gouden trainingsbroek met elastiek.“Handig om zijn pamper te vervangen,” probeerde ik nog. Luc zag alleen een mannetje met spillebenen en een te groot hoofd. Mochten we er zoveel niet voor betaald hebben, niemand had geloofd dat dit Bob Dylan was. “Ik ga er nog de hele nacht aan denken,” zei Luc.
Het is me wat, met die idolen van ons, op wie, alsof het gewone stervelingen zijn, de tijd ongenadig invreet. Luc was nog maar net bekomen van een filmpje van Joni Mitchell op het Newport Folk Festival, afgelopen zomer. Een gekraakte vrouw die na een hersenaneurysma voor het eerst sinds lang, gezeten op een troon, weer optrad. Net als Bob voerde ze haar kunstje ongeëvenaard op. Ronduit indrukwekkend. Maar niettemin onthutsend.
Als verpleegkundige vond ik menig hoogwaardigheidsbekleder, aan het eind van zijn leven, tot in zijn nek onder de stoelgang. Dat relativeert. Finaal zijn we allemaal hetzelfde. En kloppen we gewoon, elk om beurt, als ons moment is gekomen, op de hemelpoorten. De een al wat fraaier dan de ander. Ik was er toch maar bij. Al maakt dat verder geen ene ruk uit. Het gaat om de beleving, de ervaring, in mìjn leven. Jimi Hendrix bedacht zijn groepsnaam goed: The Jimi Hendrix Experience. En met Koen Coosemans is Dylan vanaf nu altijd een beetje in ons midden. Het ga je goed, Bob. Groetjes van Joost.
Vind je deze blog wel wat hebben? Geef hem onderaan een hartje!
Delen op Facebook of Twitter kan ook: klik op de knop linksonder en klaar. Wil je graag reageren? Dat kan beneden op deze pagina (opgelet: je reactie is zichtbaar).
2022, 15 oktober, Vorst (Brussel) (Vorst Nationaal) (België). Foto: Luc Mues. Accessoire: u ziet het nauwelijks, maar ik draag hier de officiële Bob Dylan Rough and Rowdy Ways World Wide Tour-muts.
Both Sides Now van Joni Mitchell op het Newport Folk Festival in Rhode Island bekijk je hier.
Zin in nog meer muziek? TELKENS ALS JE NAAR ONS KOMT, mijn single, luister je op Spotify, kijk je op YouTube of koop je in de iTunes Store (99 cent).
Zooooo druk met je eigen experience , dat er kennelijk geen woord over de muziek zelf afkon ?