Een bevriend paar haat kinderen. Ze mijden ze. Ze eten in Nieuwpoort bij Sir Charles, waar alleen volwassenen erin komen, en logeren uitsluitend in adults only-hotels. Ze hébben er eenvoudigweg niks mee.
Ik deel voor een stuk die mening: ik vind kinderen niet altìjd leuk. Daar knelt het schoentje: gaat het over van kinderen houden, dan lijkt genuanceerd denken moeilijk. Want moeten we niet allemaal onvoorwaardelijk hun onschuld omarmen? Zie je dat anders dan ben je of een kinderhater of je bent een pedofiel.
Wie mij kent weet dat ik kinderen mag. Dat uitspreken werd er in het post-Dutroux-tijdperk niet makkelijker op, je maakt je snel verdacht.
Ik ben een grote fan van De adviescommissie, op Iedereen beroemd. Ik kan wegsmelten bij het kijken naar jongetjes - hoe fout klinkt dat -, onnozel en kwetsbaar, flauw soms, wetende dat daar over een jaar of tien een vent uit moet groeien. Kinderhumor is vaak spitsvondiger en vooral verfijnder dan wat comedians ons in de maag splitsen. Niks heerlijker dan een kind dat zichzelf kan zijn.
Helaas werd altijd en overal jezelf kunnen zijn de meest uitgeholde kreet van 2021. Want voor alles is een moment. Een kind dat zich onaangepast gedraagt mag immers worden gecorrigeerd. Vroeger heette een keurig kind beschaafd. Een oubollig woord dat nochtans de lading dekt: we léven namelijk in een beschaving. Irriteren kinderen, dan komt dat vaak door ouders die het met die gedachte oneens zijn: ze stellen kindszijn gelijk aan ongebreidelde vrijheid, blijheid.
Ik hield het met mijn dochters buitenshuis discreet. Dat kan eenvoudig: praat stil tegen je kind en het praat meestal vanzelf stil weer terug. Je krijgt wat je uitstraalt. En als het vraagt waarom, dan zeg je dat je niet wil storen. Ik tracht, nog altijd, zo min mogelijk te storen. Die voor mij belangrijke waarde gaf ik mijn kinderen door.
Dat abstracte begrip werd door mijn dochters goed begrepen. Ik had daarover weinig conflicten, omdat ik snel drie dingen doorhad: met argumenten discussiëren kan van heel kleins af aan al. En reeds heel vroeg gaat het over: zie mij (graag) en - vooral - neem mij ernstig. Ik had met hen anders gezegd het volwassen gesprek.
“Niet aan het glas komen!,” bij de bakker roepen zegt niks. Het kind heeft namelijk geen idee waarom het dat niet zou mogen doen. Daarom vertelde ik simpelweg het verhaal — ik gebruik hier opzettelijk de iets te trendy term verhaal. Een situatie bestaat niet meer, het is, bij uitstek bij de psycholoog, allemaal een verhaal nu. Dit terzijde.
Kinderen zijn dol op verhalen en ze liggen voor het rapen. Met een kleine twist maak je van alles een avontuur. “De kat zit op de mat” is geen verhaal. “De kat zit op de mat van de hond” is een verhaal. Vaak is die draai niet eens nodig.
“Als jij je handen (niet handjes — waardigheid!) op het glas zet moet de bakker poetsen. En de bakker wil niet poetsen, die wil lekkere koeken bakken. Als hij de hele tijd moet poetsen hebben wij geen koeken.” Ik vertelde dat zachtjes en hield mijn dochter bij de hand. “Maar dat is toch niet erreeug, als dat een beetje vuil is,” fluisterde ze dan terug. “Toch wel, want dan zien we de lekkere koeken niet liggen. En dan denken we altijd dat ze op zijn.”
Ik hoor hoongelach. Natuurlijk werkt dit niet altijd. Maar als je een kind de dingen uitlegt, kom je al een heel eind. En alleszins al voor de duur van het verhaal is het stil.
Maar, dan moet je natuurlijk als ouder eerst wel een probleem zien. In de file staan bij de bakker doe je rustig. Je zou denken dat het voor zich spreekt, maar dat vindt kennelijk niet elke ouder. Sommige mama’s en - erger nog - papa’s (van het type dat de hele week uithuizig is maar denkt alles goed te maken met op zaterdagochtend met het kind naar de bakker te gaan) pronken maar al te graag met dat mooiste in hun leven. En dat doen ze graag luidruchtig. Ongevraagd verheffen ze je tot gezinslid en zit je mee in een gesprek voor doven en slechthorenden. Dat maakt het kind natuurlijk niet rustig. Maar dat is dan ook niet de bedoeling: dat leukste kind van de wereld, màg natuurlijk in de belangstelling staan.
Bij de apotheek onlangs was het echt genieten. “Zij heeft koorts!,” riep een florerende mama. Ze wees een dreumes op de toonbank aan. “— Kom, Myrte, kom bij mama!”
Myrte was de rondhuppelende kleuterzus, zo eentje is er ook steeds bij.
“En Nurofen helpt niet,” tierde ze. “Bij Marte heeft dat nochtans altijd geholpen. Raar toch, hoe dat bij het ene kind werkt en bij het ander niet.”
De apothekersjongen keek geveinsd empathisch en stelde snel wat anders voor. Het was druk in de zaak.
“Ooo, nee, Perdolan! Daar is Morten zo slecht van geweest!!” De koter op de toonbank kon dus alleen alleen nog Merte of Murte heten, want de klinkers waren op. “Myr-te!!”.
“Probeer valium, anaal,” dacht ik mij in het gesprek te mengen. Maar dat deed ik natuurlijk niet. “Ze verkopen hier vast voor geen geld van die rectale canuletjes. Erg handig, wat spul in de poep, pijnloos en onmiddellijk effect: geen stuipen meer, weg met de huilbuien. En neem zelf ook wat.”
Iets-te-veel-mama's verdragen dit soort humor niet.
Ook ronduit smullen is het in de bibliotheek op woensdagnamiddag. Ooit was de bibliotheek een stilteplek. Daar kwam verandering in door die vervelende drang alles kindvriendelijk te maken. Nog steeds lezen er mannetjes in de leeszaal de krant, zo ontsnappen ze aan hun winkelende vrouw, maar ze worden schaarser. Zelfs het aantal psychiatrische patiënten valt terug, omdat ze er onophoudelijk stemmen horen.
Hoe toegankelijker hoe minder stilte-oase in de stad de bib werd. Om een en ander te compenseren rolt de stad Leuven in de loop van het jaar officiële stilteplekken uit. Ze gaat daarvoor in zee met De Nieuwe Opdrachtgevers: “Zij zullen komende jaren een participatief traject begeleiden waarbij burgers en kunstenaars in dialoog deze plekken zullen ontwikkelen.” Ik houd mijn hart vast, want dat zijn vast dezelfde sjofele types die in de bib hangen. Als die vinden dat de stilteplekken kindvriendelijk moeten zijn zitten we dus weer met die beruchte catch-22. Om het nog duurder te laten klinken: een kindvriendelijke stilteplek is een contradictio in terminis.
“In de bibliotheek is het stil!,” riep de juf haar joelende troepen toe. Nou, dat had ze net zo goed buiten kunnen doen.
Gegarandeerd sta ik dan ook bij de zelfscan in de file. “Kasper, ga jij de boekjes scannen? Neen? Dan doet mama het he. Kasper, als je wil scannen moet je het wel nu doen. Zal ik je op de tafel zetten? Of doet mama het zelf. Of wil je het samen doen? Neen, je kan het niet vanop de grond. Als je wil scannen moet ik je op de tafel zetten. Neen? Dan doet mama het zelf. Zullen we samen doen? Maar dan moet je wel op de tafel. Ja, dan niet, he Kaspertje. Dan doet mama het zelf. Wat? Nu wil je toch op de tafel? Kasper, we moeten nu wel voortmaken. Kom, ik zet je op de tafel en we scannen samen. Kas-per! Blijf hier! Kasper, ik ga nu scannen en jij blijft bij mij, ik ben het beu. Papa wacht buiten op ons.”
En achter jullie staat intussen een rij van een man of acht, trut.
Lieve Kasper.
Vind je deze blog leuk? Geef hem onderaan een hartje!
Deze blog delen op Facebook of Twitter? Klik op de knop linksonder en klaar. Een commentaar op de sociale media toevoegen is ook altijd fijn.
2022, 4 januari, Leuven (de Bib Leuven Tweebronnen) (België). Foto: Bart Cloots. Modellen: Myrte van der Pol en Jules Cloots.
Meer over stilteplekken in Leuven.
Voor dit project gaat de stad Leuven een samenwerkingsverband aan met De Nieuwe Opdrachtgevers. Hun missie luidt: "De Nieuwe Opdrachtgevers realiseert samen met kunstenaars en opdrachtgevers hedendaagse beeldende kunst in opdracht." Lees meer op denieuweopdrachtgevers.be.
De titel Kinderen baas is geleend van het gelijknamige 26e album in de stripreeks De belevenissen van Jommeke. © Jef Nys 1966 (© 2016 Ballon Comics). Het boek is momenteel uit druk maar wel in de verschillende digitale formaten verkrijgbaar.
Comments