Kessel-Lo, 15 december 2020
Beste Koen
Er is niet veel nodig om mij af te leiden. Neem nu dat jonge meisje aan de overkant. Als ik een sigaretje rook in mijn achterkamer kijk ik bij haar binnen. Soms zit ze er, dan weer niet, maar ik kijk altijd. Ze is hooguit twintig. Ik staar naar haar over de rand van mijn brilmontuur. Ik zou niet willen dat ze wat in de gaten krijgt. Dan dreigt het schouwspel immers op te houden. Tijdens de zomer zit ze er soms sexy bij. Zoals alleen jonge meisjes sexy en tegelijk onschuldig kunnen zijn.
Vandaag is ze druk in de weer en draagt ze een prachtige mantel, met een soort van luipaardprint. Misschien is het slangenhuid, of de huid van een fabeldier. Dat is het nadeel van zonder bril moeten te turen. Is er iets mis met mij, Koen, omdat ik gluur?
Dat gebeurt dus allemaal op het moment dat ik je wil terugschrijven. Het was lang geleden dat we elkaar nog eens echt hadden gesproken. Het kan wel twintig jaar zijn. Ik was altijd blij wanneer ik je toch eens even zag op die feestjes van de Elli’s. Een traditie die, ook alweer een decennium geleden, een stille dood stierf en waarop we één dag per jaar allemaal één grote warme familie waren.
Ik heb eerlijk gezegd vaak gedacht dat je dood was, je wankele gezondheid weet je wel, en dat iemand mij dat was vergeten te vertellen. Gezien de indruk die ik van je had, dat je vastbesloten was een onbeduidend bestaan te gaan leiden, had het best gekund.
Ik was aangenaam verrast van het feit dat je, op zijn minst qua uiterlijk, geen spat bent veranderd. Misschien is mijn vermoeden dan toch niet helemaal fout: dat je leven in wezen een jaar of vijftien heeft stilgestaan. “Echt geleefd heeft die niet,” dacht ik nog bij mezelf toen ik je, twee weken geleden, aan het begin van onze ‘reüniewandeling’, zag buitenkomen. “Het is hem op zijn minst niet aan te zien: geen rimpels, geen ouderdomsplekjes, geen lijkvlekken. Die heeft vast al die tijd vooral onder een glazen stolp gewoond.”
“Koen was in feite meer een vriend dan een neef,” ben ik al die tijd blijven zeggen. Ik kijk met veel vreugde terug op onze twintiger jaren, ik heb - zonder al te melig te willen zijn - ontzettend veel van jou geleerd. In mijn memoires, jawel, kom je ook uitgebreid aan bod. Heel wat muziek ken ik dankzij jou en dat is geen detail. We konden er ons uren in verliezen en dat is wat jonge jongens horen te doen. Zonder jou geen Pink Floyd, geen Sgt. Pepper, geen ELP om maar de belangrijksten te noemen.
Dat je ondertussen een boek schreef dreig ik onder al die emoties nog te vergeten. “Ik vind in hem mijn meester,” dacht ik, toen je me de synopsis vertelde. Een boek schrijven is iets wat me nog niet is gelukt … “Koen bulkt van het talent,” er zijn mensen die kunnen getuigen dat ik dat meermaals heb gezegd. Ik heb het vaak betreurd dat ik je zo weinig zag, maar het is zoals de dingen gaan. Vrouwen, kinderen en de daarbijbehorende alcohol … Je was een getalenteerd snookerspeler, een begenadigd tekenaar, een begiftigd grafisch ontwerper. Wat daarvan overblijft is de bevlogen schrijver, de dichter.
Ken je dat gevoel dat je eens zou willen masturberen, maar dat het te kil is in huis, je hebt jezelf wat laten onderkoelen omdat je te krenterig was om de verwarming een graad hoger te zetten, en dat er eigenlijk niks is dat seks ademt, maar dat je toch zonodig eens moet? Dat is precies het gevoel dat de situatie omschrijft waarin wij zitten. Er zit nog zoveel in ons en er lijkt geen beginnen aan. Dat komt omdat het zaad ons voor de ogen staat, we kijken troebel. Er is maar één weg: gaan zitten en verder doen. Los van alle twijfels en demonen. ‘Trust the soup’. Dat betekent dat je gewoon doorgaat met de dingen te doen die je moet doen, zelfs wanneer elk resultaat schijnt uit te blijven. Zelfs als je het gevoel hebt dat er niemand op zit te wachten. En - in het bijzonder - op het moment dat je eigenlijk wilt opgeven.
Zo schrijf je een boek, Koen, en dat deed jij en dat verdient mijn grootste respect. Ik zou me willen verontschuldigen voor de bij wijlen denigrerende gedachten die ik over je heb gehad. Ik deed het, denk ik, uit hulpeloosheid. Dan is kwaadzijn vaak het enige wat een mens weet te verzinnen.
Wanneer ik zonet naar dat meisje keek, aan de overkant, dacht ik aan jouw opmerking over de mogelijkheid die ik af en toe in overweging neem: een liefdesbaby maken met een veel jongere vrouw. Het is een angst die me weleens overvalt, een stommiteit die me nog te wachten staat. Er zijn al een paar getrouwen waaraan ik heb gevraagd mij voor de deze misstap te behoeden. Ik reken jou vanaf vandaag tot dat selecte groepje. Er zijn geen spelregels, een sterilisatie onder dwang bijvoorbeeld zou een optie kunnen zijn. Beschouw het als een eer, Koen. Ik geef niet iedereen inspraak over mijn ductus deferentes.
Ik hoop snel nog eens te gaan wandelen. Er is haast geen eenzamer bestaan dan dat van de schrijver, dat weet jij. En er is af en toe dat meisje, maar me helemaal ontdoen van mijn teruggetrokkenheid doet ze niet. Er zit per slot van rekening een hoop glas tussen ons in.
Genegen,
Je kozijn
Joost
Comentarios